Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie Klik hier
Sluit venster

Boek en druk


Recensietekst


Bron



C.Th. Jongejan-de Groot

Toen 't kermis was, druk 1, 77 blz.
G.K.C.O. (Cart. band). 11 t.d.t. Een oud gegeven in een nieuw kleed. Sietskes moeder is weduwe geworden en heeft haar kleine boerderijtje in Friesland moeten verlaten, om in de stad den kost voor zich en haar dochtertje te verdienen met wasschen en strijken. Er zal kermis zijn en ze heeft Sietske verboden er heen te gaan, omdat Christenen daar niet hooren. Als Sietske er toch een keer geweest is, leidt dat tot een ernstig gesprek en hernieuwde beloften. Maar die belofte moet ze wel breken, als ze een paar overhemden moet wegbrengen, die blijken thuis te hooren in een circuswagen. Zoo komt Sietske in aanraking met Edith, het zieke kind uit dien wagen. De kennismaking wordt voortgezet in het ziekenhuis, waar Edith na de kermis blijven moet. Door Sietske en de zuster hoort ze van den Heere Jezus en als ze straks het ziekenhuis mag verlaten heeft ze den Heiland gevonden. 't Is wel echt de stof van het ouderwetsche Zondagsschoolboekje en een frisscher thema zou ons welkomer zijn geweest. Maar in zijn bewerking is het goed. De gedachte van het schaapje van den Goeden Herder, het evangeliseerend motief van het verhaaltje, wordt duidelijk uitgewerkt. „Als je den Heere Jezus liefhebt, Edith, en je stelt je hart voor Hem open, dan worden alle zorgen en moeiten door Hem gedragen." Dat dit openstellen van het hart voor Hem vernieuwing des harten is in het besef van zonde en schuld, had wel duidelijker kunnen uitkomen. Van schuld en verlorenheid, die toch de uitgangspunten moeten zijn van allen Evangelisatiearbeid, wordt te weinig gesproken. Wel wordt duidelijk gezegd hoe vreeselijk het vloeken is, maar dat is de grove vorm van schuld. De omslagteekening is zeer fleurig. De illustraties geven geen reden tot opmerkingen. Maar de stijl is slordig. We noteerden zinnen als: „Toen zijn moeder had verteld, wat Piet van de kermis had verteld, had moeder gezegd, dat zij niet op de kermis mocht komen" (pag. 9); „Toen ze de knop van hun eigen deur om wilde draaien, bemerkte ze dat deze op slot zat." (p.16). „In hun dorp hadden ze geen spiegeltje noodig gehad om de menschen aan te zien komen" (p. 17). „'t Water liep Toosje tusschen de tanden, als ze er aan dacht hoe ze straks haar tanden in zo'n oliebol zou zetten" (p. 25). Van een ervaren schrijfster als Mevr. Jongejan mag een beter hanteeren van het Nederlandsch worden gevraagd.
Conclusie: Wel aanbevolen, maar niet meer dan matig.


Boekbeoordeling van Kinderlectuur voor de Zondagsschool door de Commissiën van "Jachin", 1940