Sluit venster


Voor een Pdf-printvriendelijke versie van deze recensie(s) Klik hier

Recensietekst


Bron


Toegezonden boeken. „Brieven van de Groote Hoeve", Frans Slager. — Bosch en Keunig, Baarn.
Ja, dat is prettig wonen daar in het voorjaar en in den zomer in het Vlaamsche land. Waar de zon fel staat te schijnien aan den hemel en waar de menschen allen tevreden en gemoedelijk zijn. leut in het leven hebben, en der pinteke drinken Daar aan de Netke op de groote hoeve, welke vroeger hoorde bjj het klooster Maegdedael, daar kan men zijn vacantie, die lang is als de vacanties van velen bij elkaar, als schilder wel doorbrengen. Daar klappen de boeren honderd uit, en vertellen al de wetenswaardigheden van het dorp, de narigheid van de een, en het plezier van den ander. Daar wordt gevrijd, en gehuwd, doch ook wel eens niet gehuwd, wat niet al te plezierig is voor het meiske, dat blijft zitten. Maar er op aangekeken worden ze toch niet. En hulpvaardig zijn ze ook. Zijn er moeilijkheden, dan helpen ze elkaar Van dit gemoedelijke leven vertelt Frans Slager in een met fraaie reproducties naar eigen teekeningen verlucht boekje, dat in de „Libellen Serie" een zeer goed figuur maakt.
Haagsche courant, 11-07-1935

Open link naar krant op Delpher
NIEUWE UITGAVEN. Libellen-serie, Uitg. Bosch & Keuning, Baarn. In de Libellen-serie verscheen een aardig boekje van den Bosschen schilder Frans Slager „Brieven van de groote hoeve" waarin deze op geestige, levendige wijze verhaalt van het leven op het Brabantsche boerenland. Slager maakte er zelf vele karakteristieke, vlotte teekeningen bij. De Gooi- en Eemlander, 02-08-1935

Open link naar krant op Delpher
Kunst en Letteren. BRIEVEN VAN DE GROOTE HOEVE. FRANS SLAGER. (Uitg. Bosch en Keuning). De Haagsche Courant geeft van dit nummer der Libellen-serie een beknopte samenvatting van de onderwerpen daarin behandeld, en zegt o.m.: „Daar aan de Nethe op de Groote Hoeve, welke vroeger behoorde bij de abdij Maegdendaal, daar kan men zijn vacantie, (?) die langer is als de vacantie van velen bij elkaar, als schilder, wel doorbrengen. Van dit Vlaamsche land vertelt Frans Slager in een met fraaie reproducties naar eigen teekeningen verlucht boekje dat in de Libellenserie een zeer goed figuur maakt. De recensent van het Chr. Schoolblad (Baarn) prijst, als technisch volmaakt, een detailbeschrijving van het werk op de Hoeve, maar vestigt bijzonder de aandacht op, en geeft de voorkeur aan „de prachtige woordaquarellen die het landschap uitbeelden" en besluit: „Frans Slager kan inderdaad uitbeelden met het woord zoodat wij de dingen vóór ons zien" Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant, 06-08-1935

Open link naar krant op Delpher
Kunst en Letteren. FRANS SLAGER.
Brieven van de Groote Hoeve.
Verschillende bladen geven alsnog in hun rubriek „Boekbespreking" zeer gunstige beoordeelingen omtrent het werk van Frans Slager. Het Algemeen Handelsblad (Amsterdam) schrijft: Wanneer men den schilder Frans Slager bezig ziet, blijkt hij een boeiend verteller, wanneer hij vertelt toont hij zich een opmerkzaam, menschenwijs teekenaar. Van beiderlei gaven kan men genieten in het Libellen-boekje (Bosch en Keuning, Baarn) dat handelt over een verblijf op de Groote Hoeve, die dan ergens moet staan waar de Nethe vloeit. De Vlamingen hebben het daar al veel over gehad; de Brabanter doet het hun, niet minder smeuig, na .....
Het Vaderland: Er wordt hier in breed, beschrijvend proza, verteld van het wezen en leven eener oude hoeve in het land van de Nethe, vroegere bezitting van de abdij van Maegdendael. Het landschap en de natuurverschijnselen spelen, naast allerlei figuren en dieren, een groote rol in deze uitvoerige beschrijvingen, waaruit het welbehagen spreekt waarmede een schildersoog de wisseling van allerlei details heeft waargenomen. De gereproduceerde teekeningen sluiten zich hierbij harmonisch aan. Het geheel is een boekje vol sfeer en stemming geworden, een ietwat fragmentaire staal van gevoelig impressionisme.
De Rotterdammer: De Libellen-serie is hiermede weer uitgebreid met een werkje dat er zijn mag. De schitterende stijl en de prachtige teekeningen verraden den kunstenaar die de zeldzame gave bezit om in woord en beeld, op uitnemende wijze, het leven op het Belgische platteland te schetsen in het Nethegebied. Het leutige, naïve van den Vlaamschen volksaard wordt op meesterlijke wijze weergegeven. Onder den titel „Brieven" worden feitelijk mooie schetsjes gegeven die den naam van korte novellen ten volle waard zijn. Andere recensies releveerden uit den inhoud typen als: „de tamboer en het bagijntje"; de oude Pit en Marianne met haar achttien kinderen; Josefa en haar droom.... en prijzen de illustratie als zeer fraai, omgeven van hetzelfde mystieke waas dat rond al de verhalen hangt.
Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant, 20-08-1935

Open link naar krant op Delpher
FRANS SLAGER. De schilder Frans Slager uit Vught wordt heden zestig jaar. Aan een artikel, dat de N.R.C. in verband daarmede publiceert ontleenen we het volgende: Hij is een zoon van den in 1912 overleden Bosschen portretschilder P.M. Slager. Met het onderricht van zijn vader hebben Den Bosch en vooral de destijds zoo schilderachtige omstreken hem als eerste grondslagen voor zijn loopbaan als schilder gediend. Daar waren, en kwamen toen, Diepenbrock, der Kinderen, de Josselin de Jong en Henri Luyten. Al vroeg exposeerde hij op de voor- en najaarstentoonstellingen van Arti et Amicitiae te Amsterdam, den Haagschen Kunstkring enz. Zijn eerste uitvoeriger tentoonstelling van teekeningen, pastellen en aquarellen hield hij te Rotterdam in de kunstzaal Oldenzeel. Hij zwierf in Brabant, Gelderland en België. Te Renkum, in dien tijd het dorp der landschapschilders bij uitnemendheid, kwam hij in aanraking met Theophile de Bock, Cornelis Kuypers, van Ingen, Münninghoff, Piet van Walcheren en toen werd, met vereende krachten, Pictura Veluvensis, opgericht, welke vereeniging bloeiende jaren gekend heeft. Later verwierf hij het Koninklijk subsidie en vertoefde hij eenige jaren te Antwerpen, schilderde aan het Hooger Instituut zijn kapitale schilderij „Werkpaarden aan de dokken" en zette weer koers naar Brabant. Dit allereerst met zijn werk naar zijn geboortestad trekken is voor Slager zeer karakteristiek. Zoo deed hij na zijn verblijven in Gelderland en Brabant en later na zijn studiereizen in Frankrijk, Italië, Duitschland en België. De arbeid kwam eerst in het oude schildersatelier of in een der Bossche genootschappen te kijk. Hij exposeerde op talrijke tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Men noemt Slager vaak den schilder van de Bossche kathedraal, maar hij is niet minder de schilder van Bossche achterbuurten, de Stadswallen, van de Woeste Gronden bij Loon-op-Zand, de Vennen bij Oirschot, oude dorpscomplexen en torens in Noord- en Zuid-Brabant, de overstroomde polders met het stadssilhouet en de grijze kathedraal gezien van den zuidkant. Frans Slager heeft de kathedraal op haar allermooist gekend, voor de restauratie ..... Bij zijn terugkeer uit Antwerpen droegen het gemeentebestuur van Den Bosch met den toenmaligen burgemeester jhr. P.J. van der Does de Willebois, en ingezetenen der stad hem de vervaardiging op van twee groote schilderijen ter plaatsing in het stadhuis, welke thans berusten in de afdeeling hedendaagsche kunst van het Centraal Noord-Brabantsch Museum. Zij stellen voor: „Marktdag" en het „Noordertransept der oude kathedraal". In dit museum zijn nog van zijn hand: „Brabant in zijn woesten staat", „Oud 's-Hertogenboscn", alsmede een voorstudie zijner schilderij „Werkpaarden". Bij voorkeur buiten vertoevend, woont en werkt Slager sinds de laatste vijftien jaar des zomers op de Groote Hoeve aan de Nethe, te Meerhout in de Kempen, waar hij ook op zijn verjaardag zal zijn. Op dit intact gebleven, eeuwenoud, landelijk bedrijf gaan de maanden snel voorbij. Zijn inzendingen op tentoonstellingen van Sint Lucas te Amsterdam hebben meermalen van dit verblijf getuigd: landschap, figuur en bloemen. Zijn jaarlijksche tentoonstelling van Kempisch werk in de kunstzaal Welsch te 's-Hertogenbosch trekt steeds groote belangstelling. Slager leeft betrekkelijk afgezonderd en is, uiteraard als vrije schilder, niet altijd en geregeld thuis. Maar hij is niet moeilijk te vinden, aLs het er om te doen is, voor Brabant en zijn schilders iets te doen. Hij is bestuurslid van de stichting Het Brabantsche Landschap. Wat zijn later verblijf in België betreft, daarover schreef en illustreerde hij een boekje in de Libellen-serie: „Brieven van de Groote Hoeve". Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant, 23-04-1936

Open link naar krant op Delpher

Sluit venster